Now Reading
Steeds minder ouderen buiten de beroepsbevolking

Steeds minder ouderen buiten de beroepsbevolking

Het percentage 50-plussers buiten de beroepsbevolking blijft dalen. Gemiddeld gaat de Nederlander later met pensioen. De pensioenleeftijd is wel afhankelijk van de bedrijfstak waarin men werkt. Personen met een langdurige aandoening hebben vaker geen werk of werken meer in deeltijd. Ook blijken honderdduizend jongeren geen opleiding of werk te hebben en zijn allochtone moeders nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Dit zijn enkele conclusies uit de vandaag verschenen TNO/CBS-publicatie ‘Alle Hens aan Dek: Niet-werkenden in beeld gebracht’.

Aandeel personen buiten de beroepsbevolking, 50 tot 65 jaar (Bron: CBS)

DALING PERCENTAGE 50 TOT 65-JARIGEN BUITEN DE BEROEPSBEVOLKING
Het aandeel 50 tot 65-jarigen dat geen deel uitmaakt van de beroepsbevolking, blijft dalen. Vooral het percentage 60-plussers dat behoort tot de niet-beroepsbevolking is sterk afgenomen. Daarnaast is het aandeel zowel onder 50 tot 55-jarigen als onder 55 tot 60-jarigen in nog geen 15 jaar tijd bijna gehalveerd. Steeds meer ouderen blijven dus aan het werk.

FLINKE VERSCHILLEN IN PENSIOENLEEFTIJD TUSSEN BEDRIJFSTAKKEN

Doordat ouderen langer aan het werk blijven, loopt de gemiddelde leeftijd waarop mensen met pensioen gaan op. Wel is er verschil tussen bedrijfstakken in de gemiddelde leeftijd waarop men met pensioen gaat. In 2007 was de gemiddelde pensioenleeftijd 62 jaar. Bij de overheid en in de zorg lag dit rond 61 jaar. In de landbouw en visserij is deze met 64 jaar een stuk hoger. Zelfstandige ondernemers gaan gemiddeld zelfs niet voor hun 66ste met pensioen. Vooral bedrijfstakken die een hoge vergrijzinggraad combineren met een lage gemiddelde pensioenleeftijd, zoals de overheid en de zorg, lopen op termijn risico om een tekort aan vakbekwaam personeel te krijgen.

PERSONEN MET EEN LANGDURIGE AANDOENING HEBBEN VAKER GEEN WERK

Mensen die ten minste een half jaar aaneengesloten te maken hadden met een aandoening, vormen de grootste groep binnen de niet-beroepsbevolking. Van de 2,7 miljoen personen met een langdurige aandoening behoorde 48 procent tot de niet-beroepsbevolking tegenover 23 procent van de personen zonder langdurige aandoening. Bovendien nam het aandeel gezonde personen zonder werk af, terwijl het aandeel personen met een langdurige aandoening zonder werk iets opliep. De trends voor personen met en zonder langdurige aandoening lopen dus uiteen. Personen met een langdurige aandoening werken meer dan gemiddeld in deeltijd.

HONDERDDUIZEND JONGEREN ZONDER WERK OF OPLEIDING
In 2009 volgden honderdduizend jongeren van 15 tot en met 26 jaar geen onderwijs en maakten ook geen deel uit van de beroepsbevolking. Dit betreft vooral jongeren met een lage opleiding. Van deze groep jongeren zijn er vierendertigduizend die wel zouden willen werken, maar die niet (meer) op zoek zijn naar betaald werk. De overige zesenzestigduizend willen of kunnen helemaal niet werken. Van deze laatste groep hadden drieënveertigduizend jongeren geen startkwalificatie. Lichamelijke of psychische beperkingen liggen vaak ten grondslag aan het niet behalen van een startkwalificatie.

ALLOCHTONE MOEDERS BLIJVEN ONDERVERTEGENWOORDIGD OP DE ARBEIDSMARKT
In vijftien jaar tijd is het percentage vrouwen buiten de beroepsbevolking gehalveerd naar 37 procent in 2009. Deze trend is ook te zien voor moeders met jonge kinderen. Anno 2009 had 29 procent van de moeders met jonge kinderen geen betaalde baan van ten minste 12 uur per week. In 1996 was dat nog 60 procent. Allochtone moeders, vooral van Turkse of Marokkaanse herkomst, blijven ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. In de periode 2006-2008 participeerde ruim de helft van de Turkse en Marokkaanse moeders niet; bij autochtone moeders was dit 25 procent. Dat heeft niet alleen te maken met de zorg voor kinderen, maar ook komt het door het lagere opleidingsniveau. Daarnaast spelen cultuurverschillen een rol.

ALLE HENS AAN DEK

De publicatie Alle Hens aan Dek: Niet-werkenden in beeld gebracht is het product van een samenwerking tussen TNO en CBS. Deze publicatie bevat actuele gegevens over de niet-beroepsbevolking. CBS- en TNO-auteurs beschrijven aan de hand van cijfermateriaal van zowel het CBS als TNO uiteenlopende aspecten van niet werken in Nederland. In Alle Hens aan Dek is de niet-beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar onderverdeeld naar onderwijsvolgenden, personen met VUT/pensioen, personen met een langdurige aandoening, moeders met minderjarige kinderen en personen zonder of met verouderde werkervaring.

Aan de hand van databronnen, zoals de Enquête Beroepsbevolking (EBB) en het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS, de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van het CBS en TNO en de Werkgeversenquête Arbeid (WEA) van TNO, beschrijven de auteurs onder andere de belangrijkste doelgroepen voor het participatiebeleid. De publicatie is als pdf beschikbaar op www.tno.nl/allehensaandek.

Scroll To Top