Naarmate we ouder worden, verliezen we een groot deel van onze spiermassa. Dit leidt tot een beperking van het functioneel vermogen en een groter risico op chronische stofwisselingsziekten, zoals obesitas en type 2 diabetes. Dit verlies van spiermassa wordt vaak beschouwd als een onvermijdelijk gevolg van veroudering, maar blijkt voor een groot deel te zijn toe te schrijven aan een inactieve levensstijl. Bovendien is het tot op hoge leeftijd omkeerbaar. Dat stelt prof. dr. Luc van Loon in zijn oratie ‘De menselijke motor’, waarmee hij het ambt aanvaardt van bijzonder hoogleraar ‘Fysiologie van Inspanning’ aan de Universiteit Maastricht, 10 november aanstaande.
Met zijn onderzoeksgroep bestudeert Van Loon de rol van de skeletspier in de stofwisseling van de mens en de invloed die voeding en training hierop hebben. Zijn onderzoeksgroep richt zich op verbetering van de gezondheid en functionele lichaamsprestaties bij chronische stofwisselingsziekten (obesitas en diabetes type2) en veroudering.
De mens als motor
“Het bewegingsapparaat van de mens is een complexe machine en kan gezien worden als een motor. Echter, in tegenstelling tot de conventionele verbrandingsmotor, is de menselijke motor in staat om zelf de juiste brandstof te kiezen om optimaal te kunnen presteren. Dat gebeurt via de skeletspier. Bovendien kan de motor de meest gunstige locatie selecteren vanwaar de benodigde brandstoffen vandaan worden gehaald”, stelt Van Loon. Dit betekent dat door een effectieve combinatie van training en voeding, het prestatievermogen van het lichaam kan worden geoptimaliseerd. “Zelfs op hoge leeftijd kan middels het verhogen van de dagelijkse hoeveelheid fysieke activiteit en specifieke krachttraining een enorme toename in spiermassa, kracht, en functioneel vermogen bereikt worden.”
Wanneer het bewegingsapparaat echter niet of nauwelijks gebruikt wordt en wordt voorzien van te veel brandstof heeft dit negatieve gevolgen voor het lichaam. Van Loon: “Onze huidige leefstijl wordt veelal gekenmerkt door een hoge energie-inname en weinig fysieke activiteit, met als gevolg overgewicht en obesitas. Lichaamsvet hoopt zich daarbij niet alleen op in vetweefsel, maar ook in organen als de lever, alvleesklier, hart en spieren. Dit leidt tot insulineresistentie en type 2 diabetes en daarmee tot sterk verhoogde glucoseconcentratie in het bloed. Skeletspierweefsel is in staat veel glucose uit het bloed op te nemen en daarmee de bloedglucoseregulatie te verbeteren. Dagelijks 30 tot 60 minuten bewegen is al voldoende om hoge pieken in de bloedglucosespiegel te voorkomen. Daarmee draagt beweging in belangrijke mate bij aan de preventie en behandeling van type 2 diabetes.”